Begrippenlijst

A-locatie: Een zeer aantrekkelijke en goed bereikbare locatie voor bedrijven of winkels, vaak in het centrum of op een drukbezochte plek.
A-locaties: Meervoud van A-locatie; meerdere toplocaties met hoge commerciële waarde.
ABC akte: Een akte waarbij een object kort na overdracht opnieuw wordt doorverkocht aan een derde partij.
Accountant: Een financieel deskundige die jaarrekeningen controleert en financiële adviezen geeft.
Aflossingsvrij: Een hypotheekvorm waarbij de lener alleen rente betaalt en geen aflossing op de lening doet gedurende de looptijd.
Afschrijven: Het boekhoudkundig verminderen van de waarde van een actief door gebruik of veroudering.
Afsluitprovisie: Een eenmalige vergoeding aan de bank voor het afsluiten van een hypotheek of lening.
Alarmsysteem: Beveiligingsinstallatie die ongeoorloofde toegang of brand detecteert en alarmeert.
Allonge: Een aanvullend document dat aan een contract wordt gehecht met extra bepalingen.
Annuïteitenhypotheek: Hypotheekvorm waarbij de maandlasten bestaan uit een vast bedrag aan rente en aflossing samen.
Antikraak: Tijdelijke bewoning of gebruik van leegstaande panden om kraak te voorkomen.
Architect: Ontwerper van gebouwen, verantwoordelijk voor esthetiek, indeling en bouwtechnische aspecten.
Asbest: Gevaarlijke bouwstof die vroeger veel werd gebruikt en tegenwoordig bij sloop of verbouwing veilig verwijderd moet worden.
B-locatie: Een locatie die commercieel minder aantrekkelijk is dan een A-locatie, vaak met lagere huurprijzen.
B.O.G: Bedrijfsonroerend goed; vastgoed dat wordt gebruikt voor zakelijke doeleinden.
BOG makelaar: Makelaar gespecialiseerd in bedrijfsonroerend goed.
Bankgarantie: Een garantie van de bank dat een verplichting van de klant wordt nagekomen.
Bedrijfsmakelaar: Makelaar gespecialiseerd in de aan- en verkoop of verhuur van bedrijfsruimten.
Bedrijfshuisvesting: Alle faciliteiten en gebouwen die nodig zijn om een onderneming te huisvesten.
Bedrijfsbestemming: De bestemming van een pand volgens het bestemmingsplan, die aangeeft of er bedrijfsactiviteiten mogen plaatsvinden.
Bedrijfsruimte: Een ruimte bestemd voor commerciële of industriële activiteiten.
Bedrijfsovername: Het proces waarbij een onderneming geheel of gedeeltelijk wordt gekocht door een andere partij.
Bedrijfspand hypotheek: Een lening die wordt verstrekt met een bedrijfspand als onderpand.
Bedrijfspand met woning: Een vastgoedobject waarin zowel bedrijfsruimte als woonruimte aanwezig is.
Bedrijfspand.com: Een online platform voor het kopen, verkopen en verhuren van bedrijfspanden.
Bedrijfsschadeverzekering: Verzekering die de vaste lasten en winst compenseert bij stilstand van het bedrijf door schade, zoals brand of waterschade.
Bedrijfsruimte: Een pand of gedeelte daarvan dat wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten, zoals een kantoor, winkel of werkplaats.
Bedrijfsverzamelgebouw: Een gebouw waarin meerdere bedrijven gevestigd zijn die vaak voorzieningen delen.
Bedrijfsverzekeringen: Verzamelnaam voor verzekeringen die bedrijven beschermen tegen risico’s, zoals aansprakelijkheid of schade.
Bedrijventerrein: Een gebied dat speciaal is ingericht voor vestiging van bedrijven en industrie.
Bedrijven Investeringszone (BIZ): Een gebied waarin ondernemers gezamenlijk investeren in de kwaliteit van hun bedrijfsomgeving, gefinancierd via een heffing.
Beleggingshypotheek: Hypotheekvorm waarbij maandelijks premie wordt ingelegd in een beleggingsfonds om aan het einde van de looptijd de hypotheek af te lossen.
Beleggingsobject: Een pand of ander vermogensobject dat is gekocht als investering om rendement te behalen.
Beleggingspand: Een vastgoedobject dat wordt gekocht om huurinkomsten of waardestijging te genereren.
Bedenktijd: De wettelijk bepaalde periode waarin een koper of contractant een overeenkomst zonder boete mag ontbinden.
Bezichtigingen: Het moment waarop een potentiële koper of huurder een woning, bedrijfspand of ander vastgoed bezoekt om de staat, ligging en mogelijkheden van het object te beoordelen voordat een beslissing tot aankoop of huur wordt genomen.
Bestemmingsplan: Plan van de gemeente dat bepaalt hoe grond en gebouwen gebruikt mogen worden.
BKR: Bureau Krediet Registratie; instantie die leningen en kredieten van particulieren registreert.
Boekwaarde: De waarde van een bezitting volgens de boekhouding, na afschrijvingen.
Boeterente: Een vergoeding die betaald moet worden bij vervroegde aflossing van een lening of hypotheek.
Borgstelling: Een afspraak waarbij een persoon of instelling (de borg) zich verplicht om de schuld of verplichtingen van een ander te betalen als deze persoon zelf niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. Dit wordt vaak gebruikt bij leningen of huurcontracten om de geldverstrekker of verhuurder extra zekerheid te bieden.
Bouwchecklist: Een overzichtslijst van taken, controles en vereisten die tijdens de bouw of verbouwing van een pand moeten worden uitgevoerd. Het helpt om het bouwproces gestructureerd te volgen, fouten te voorkomen en te zorgen dat alle bouwvoorschriften en kwaliteitseisen worden nageleefd.
Bouwkundige Rapporten: Documenten waarin de staat van een gebouw of pand wordt vastgelegd, inclusief eventuele gebreken, onderhoudstoestand en aanbevelingen voor herstel of verbetering.
Bouwtechnische keuring: Een inspectie van een gebouw of pand door een deskundige om de technische staat en eventuele gebreken te beoordelen, vaak uitgevoerd voorafgaand aan aankoop of verkoop.
Bouwvak: De traditionele bouwvakantieperiode waarin veel bouwbedrijven gesloten zijn, meestal enkele weken in de zomer, waardoor bouwwerkzaamheden tijdelijk stil liggen.
Bouwgrond: Grond die bestemd is om op te bouwen.
Bouwvergunning: Officiële toestemming van de gemeente om een bouwproject uit te voeren.
Branche: Een specifieke sector of bedrijfstak waarin ondernemingen met vergelijkbare producten of diensten actief zijn.
Branchebeperking: Een afspraak of contractuele bepaling die bepaalt dat een bedrijf of ondernemer zich niet in bepaalde branches of sectoren mag begeven, bijvoorbeeld na een bedrijfsovername.
Brancheorganisaties: Verenigingen of organisaties die de belangen van bedrijven binnen een bepaalde branche behartigen, zoals kennisdeling, lobbyen en kwaliteitsnormen opstellen.
Bruto vloeroppervlakte: De totale oppervlakte van alle vloeren in een gebouw, inclusief muren en constructies.
Btw van toepassing: Geeft aan dat op een transactie of dienst de belasting over de toegevoegde waarde (btw) wordt geheven volgens de geldende regels.
Buitenruimte: Het deel van een pand of perceel dat zich buiten het gebouw bevindt, zoals tuin, terras, balkon of parkeerplaats.
Business park / Businesspark: Een bedrijventerrein of gebied waar meerdere bedrijven en kantoren gevestigd zijn, vaak met moderne infrastructuur en voorzieningen.
C-locatie / C locatie: Een classificatie voor de ligging van een bedrijfspand of winkel, waarbij C staat voor een locatie met minder gunstige zichtbaarheid, bereikbaarheid of passanten dan A- of B-locaties.
Canon: Een periodieke betaling of vergoeding die wordt betaald voor het gebruik van een goed of grond, bijvoorbeeld erfpachtcanon bij het gebruik van gemeentelijke grond.
Casco panden: Gebouwen die alleen een ruwbouwstructuur hebben en nog niet zijn afgewerkt.
Collectief beveiligen: Een beveiligingsmethode waarbij meerdere panden, bedrijven of organisaties gezamenlijk beveiligingsmaatregelen nemen, zoals gezamenlijke bewaking, alarmsystemen of toezicht, om kosten te delen en de veiligheid te vergroten.
Commercieel vastgoed: Vastgoed dat wordt gebruikt voor commerciële activiteiten zoals winkels, kantoren en bedrijfsruimten.
Courtage: De vergoeding die een makelaar ontvangt voor zijn diensten.
Dekkingswaarde: Het bedrag dat een verzekeraar maximaal uitkeert bij schade, vaak gebaseerd op de herbouw- of vervangingswaarde van het verzekerde object, zoals een gebouw, bedrijfspand of inventaris.
Detailhandel: Het onderdeel van de handel dat goederen direct aan consumenten verkoopt, meestal in winkels of via webshops.
Drukte-index: Een indicator of maatstaf die aangeeft hoe druk het is op een locatie, bijvoorbeeld in een winkelgebied, vaak gebaseerd op bezoekersaantallen of verkeer.
DTZ: Afkorting voor “De Toekomstige Zakelijke” of kan verwijzen naar specifieke vastgoedadvies- en makelaarsdiensten (context kan verschillen; vaak bedrijfsnaam).
Duurzaam vastgoed: Vastgoed dat op een milieuvriendelijke en energiezuinige manier is gebouwd of wordt beheerd, met aandacht voor energieverbruik, materialen en CO₂-uitstoot.
Economische Huurwaarde: De theoretische huurwaarde van een pand gebaseerd op de markt en het rendement dat het pand kan opleveren, vaak gebruikt bij taxaties en vastgoedbeleggingen.
Eigen geld: Het deel van de investering of aankoopprijs dat door de koper zelf wordt ingebracht, los van geleend geld of financiering.
Eigendomsbewijs: Document dat aantoont dat iemand eigenaar is van een pand of grond.
Energielabel: Classificatie die aangeeft hoe energiezuinig een gebouw is.
Entresol: Een tussenvloer of tussenverdieping in een gebouw, meestal kleiner dan de hoofdverdieging, die extra ruimte biedt voor opslag, kantoor of andere functies zonder een volledige extra verdieping te bouwen.
Erfpacht: Een constructie waarbij iemand het recht heeft om grond te gebruiken tegen betaling van een canon, terwijl de grond eigendom blijft van de eigenaar.
Euribor: Afkorting van Euro Interbank Offered Rate. Het is de referentierentevoet waartegen Europese banken elkaar kortlopende leningen in euro’s verstrekken. Euribor wordt vaak gebruikt als basis voor de rente van hypotheken, leningen en financiële producten.
Executieveiling: Openbare verkoop van een pand door een hypotheekverstrekker als de eigenaar niet aan betalingsverplichtingen voldoet.
Executiewaarde: De waarde van een pand of object bij gedwongen verkoop, bijvoorbeeld bij een veiling, vaak lager dan de marktwaarde omdat snel verkocht moet worden.
Expiratiedatum: De datum waarop een contract, overeenkomst, verzekering of andere regeling officieel afloopt en niet langer geldig is, tenzij verlengd.
Exploitatiekosten: Kosten die gemaakt worden voor het gebruik en onderhoud van een pand.
Financieringskosten: De kosten die gepaard gaan met het verkrijgen van een lening of hypotheek, zoals rente, afsluitprovisie en andere administratie- of advieskosten.
Financieringsvoorbehoud: Een bepaling in een koop- of huurovereenkomst die de koper of huurder het recht geeft om de overeenkomst te ontbinden als de benodigde financiering niet rondkomt.
Flexibele kantoorruimte: Kantoorruimte die voor korte termijn of met flexibele contracten te huur is.
Franchise: Een bedrijfsmodel waarbij een ondernemer (franchisenemer) een onderneming exploiteert onder de naam en formule van een bestaande organisatie (franchisegever) tegen betaling van een vergoeding of percentage van de omzet.
Garagebox: Een afgesloten, vaak individuele ruimte bedoeld voor het stallen van voertuigen of opslag, meestal te huur of te koop.
Handelaarsbank: Een bank of financiële instelling die gespecialiseerd is in het bedienen van bedrijven en ondernemers, vaak met zakelijke leningen en diensten.
Hefboomeffect: Het effect waarbij een relatief kleine investering of eigen vermogen wordt versterkt door het gebruik van vreemd vermogen (leningen), waardoor rendement op eigen vermogen groter wordt.
Herbouwwaarde: De kosten die nodig zijn om een gebouw volledig opnieuw op te bouwen bij schade of vernietiging, inclusief materialen en arbeid.
Horecapand: Een pand dat wordt gebruikt voor horecadoeleinden, zoals restaurants, cafés, hotels of kantines.
Huisvestingsonderzoek: Een onderzoek naar de beschikbaarheid, kwaliteit, prijs en behoeften van vastgoed binnen een bepaalde regio of voor een specifieke doelgroep.
Huur: De periodieke betaling die een huurder aan een verhuurder doet voor het gebruik van een pand of object.
Huurcontract: Een schriftelijke overeenkomst tussen huurder en verhuurder waarin de huurvoorwaarden, duur en verplichtingen zijn vastgelegd.
Huurder: Degene die een pand of object huurt en daarvoor periodiek huur betaalt.
Huurindex: Een index die gebruikt wordt om de huurprijs periodiek aan te passen aan inflatie of andere marktontwikkelingen.
Huuropbrengsten Box III: De inkomsten uit verhuur van vastgoed die in Nederland belast worden in Box 3 van de inkomstenbelasting als vermogen.
Huurprijs: Het bedrag dat de huurder betaalt voor het gebruik van een pand of object, vastgelegd in het huurcontract.
Huurprijsaanpassing: Een wijziging van de huurprijs, vaak periodiek op basis van indexering, inflatie of marktomstandigheden.
Huurtermijn: De periode waarvoor een huurcontract geldt of de afgesproken duur van huurbetalingen.
Huurwaarde: De geschatte marktwaarde van een pand of object in termen van huurinkomsten die redelijkerwijs kunnen worden verkregen.
Hypotheekbank: Een bank of financiële instelling die gespecialiseerd is in het verstrekken van hypotheken voor woningen of bedrijfspanden.
Hypotheekofferte: Een schriftelijk voorstel van een geldverstrekker waarin de voorwaarden, rente, looptijd en kosten van een hypotheek zijn opgenomen.
Inboedelverzekering: Een verzekering die schade aan de inboedel van een woning of pand dekt, zoals meubels, apparaten en persoonlijke eigendommen, door bijvoorbeeld brand, diefstal of waterschade.
Inbouwarmaturen: Verlichtingselementen of andere technische installaties die in wanden, plafonds of vloeren worden ingebouwd.
Inspectie-afspraak: Een afspraak waarbij een pand, gebouw of installatie wordt geïnspecteerd om de staat, veiligheid of naleving van voorschriften te controleren.
Institutionele beleggers: Grote beleggers zoals pensioenfondsen, verzekeraars of beleggingsfondsen die op grote schaal investeren in vastgoed, aandelen of andere financiële producten.
Investeringsaftrek: Een fiscale regeling waardoor bedrijven een deel van hun investeringen in bedrijfsmiddelen mogen aftrekken van de winst, waardoor minder belasting betaald hoeft te worden.
Investeringsbank: Een bank die zich richt op het adviseren en financieren van bedrijven, bijvoorbeeld bij aandelenuitgiftes, fusies, overnames of grote investeringsprojecten.
Kadaster: Openbaar register waarin alle gegevens over eigendom en rechten van onroerend goed worden bijgehouden.
Kamer van Koophandel: Instelling waar bedrijven zich moeten inschrijven en die handelsinformatie verstrekt.
Kantoorinrichting: Het meubilair, de indeling en voorzieningen die een kantoor functioneel en comfortabel maken voor medewerkers en bezoekers.
Kantoorpand: Een gebouw dat volledig of grotendeels wordt gebruikt voor kantooractiviteiten.
Kantoorruimte: Een afzonderlijk deel van een pand dat wordt gebruikt als werkruimte of kantoor.
Kantoorunit: Een afzonderlijke, vaak kleinere kantoorruimte binnen een groter pand of complex, bijvoorbeeld in een bedrijfsverzamelgebouw.
Kantoorverzamelgebouw: Een gebouw waarin meerdere bedrijven kantoorruimtes huren of bezitten, vaak met gedeelde voorzieningen zoals vergaderzalen en receptie.
Kantoorvilla: Een vrijstaand of monumentaal pand dat wordt gebruikt als kantoor, vaak met representatieve uitstraling en luxe afwerking.
Kantorencomplex: Een groep van kantoorpanden die samen een geheel vormen, vaak op één terrein of in één gebied.
Kantorenmarkt: De markt voor verhuur en verkoop van kantoorruimte, inclusief vraag, aanbod en prijsontwikkelingen.
Kavel: Een perceel grond waarop gebouwd kan worden of dat onderdeel is van vastgoedontwikkeling.
Koopakte: Een juridisch document dat de verkoop van een pand of object vastlegt, inclusief alle afspraken tussen koper en verkoper.
Koopsommen: De overeengekomen prijs waarvoor een pand of object wordt verkocht.
Kopen of Huren: De keuze tussen het aanschaffen van een pand of object of het tijdelijk gebruik ervan tegen betaling van huur.
Kosten Koper (k.k.): Kosten die bij de aankoop van een vastgoedobject door de koper worden betaald, zoals overdrachtsbelasting en notariskosten.
Laaddocks: Aangewezen laad- en losplaatsen bij een bedrijfspand of magazijn, vaak verhoogd en voorzien van laadplatforms voor vrachtwagens.
Laatste inspectie: De meest recente controle van een pand of object om de staat, veiligheid of naleving van voorschriften te beoordelen.
Leegstand: De periode of situatie waarin een pand of ruimte niet verhuurd of gebruikt wordt.
Leveringsakte: Het officiële document waarmee de overdracht van een pand of object van verkoper naar koper bij de notaris wordt vastgelegd.
Lichtstraten: Doorlopende lichtinlaten in een dak of wand van een gebouw die zorgen voor natuurlijke lichtinval, vaak in industriële panden.
Lineaire Hypotheek: Een hypotheekvorm waarbij de hoofdsom lineair wordt afgelost, waardoor de maandlasten in het begin hoger zijn en daarna afnemen
Liquidatiewaarde: De waarde van een bedrijf, object of bezit bij snelle verkoop of ontbinding, vaak lager dan de marktwaarde.
Locatiekeuze: Het proces van bepalen waar een bedrijf, kantoor of winkel het beste gevestigd kan worden, rekening houdend met bereikbaarheid, doelgroep en concurrentie.
Luchtbehandeling: Systemen en installaties in een gebouw die zorgen voor ventilatie, verwarming, koeling en luchtkwaliteit.
Lunchroom: Een horecagelegenheid waar lichte maaltijden, koffie en lunchgerechten worden geserveerd.
MKB: Middelgrote en kleine bedrijven (Midden- en Kleinbedrijf), meestal met een beperkt aantal werknemers en omzet.
Makelaar: Een professional die bemiddelt bij de koop, verkoop of verhuur van vastgoed.
Marktonderzoek: Het systematisch verzamelen en analyseren van gegevens over marktontwikkelingen, concurrenten en klanten om zakelijke beslissingen te onderbouwen.
Milieucategorie: Classificatie van bedrijven of activiteiten op basis van hun impact op het milieu, bijvoorbeeld geluid, geur of vervuiling.
Milieuschadeverzekering: Verzekering die schade dekt die een bedrijf veroorzaakt aan het milieu of die door milieu-invloeden ontstaat.
Missie Bedrijfspand.com: De kernopdracht of doelstelling van het platform Bedrijfspand.com, bijvoorbeeld het verbinden van vraag en aanbod van bedrijfspanden.
Monument: Een gebouw of object dat vanwege cultuurhistorische of architectonische waarde beschermd is.
Muziekstudio: Een ruimte of pand ingericht voor opname, productie en bewerking van muziek.
Nieuwbouw: Vastgoed dat recent is gebouwd en nog niet eerder gebruikt is.
Nominale rente: Het rentepercentage dat een geldverstrekker in rekening brengt, exclusief kosten of inflatiecorrecties.
Notaris: Juridisch professional die officiële documenten opstelt, zoals koopakten, hypotheken en testamenten, en zorgt voor rechtsgeldige overdracht.
Notariskosten: De kosten die door de notaris in rekening worden gebracht voor het opstellen en afhandelen van officiële documenten.
NVM: Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs, een brancheorganisatie voor makelaars en vastgoedprofessionals.
Object: Een vastgoedpand of perceel dat te koop of te huur wordt aangeboden.
Onderhandelingen: Het proces van bespreken en overeenkomen van voorwaarden bij de koop, huur of verkoop van een pand.
Onderhoudsplan: Een plan waarin het onderhoud van een gebouw of object op korte en lange termijn wordt vastgelegd, inclusief kosten en prioriteiten.
Onderhuur: Het verhuren van een gehuurd pand of ruimte door de huurder aan een derde, meestal met toestemming van de hoofdverhuurder.
Ondernemersloket: Een informatiepunt waar ondernemers terecht kunnen voor advies en ondersteuning bij vergunningen, financiering en regelgeving.
Ondernemersplan / Ondernemingsplan: Een document waarin een ondernemer zijn bedrijfsdoelen, strategie, financiële planning en marktstrategie uiteenzet.
Ondernemersvereniging: Een organisatie waarin ondernemers binnen een regio of sector samenwerken en hun belangen behartigen.
Onderzoeksplicht: De verplichting voor een koper of huurder om een pand of object zorgvuldig te onderzoeken voordat een overeenkomst wordt gesloten.
Onroerende zaak: Vastgoed zoals grond, woningen of bedrijfspanden dat niet verplaatsbaar is.
Onroerende zaakbelasting (OZB): Een gemeentelijke belasting die eigenaren en gebruikers van onroerend goed, zoals woningen en bedrijfspanden, betalen.
Ontbindende voorwaarden: Voorwaarden in een koop- of huurovereenkomst waaronder de overeenkomst automatisch kan worden beëindigd zonder boete.
Opbod en afslag: Een veilingmethode waarbij de prijs respectievelijk omhoog (opbod) of omlaag (afslag) wordt gebracht totdat een koper wordt gevonden.
Openbare inschrijving: Een procedure waarbij een pand, perceel of object wordt aangeboden aan iedereen die een bod wil uitbrengen, vaak bij veiling of aanbesteding.
Oplevering: Het moment waarop een pand, gebouw of ruimte officieel wordt overgedragen aan de koper of huurder, inclusief controle op de afgesproken staat.
Opleveringsrapport: Een document dat de staat van een pand of object vastlegt bij oplevering, inclusief eventuele gebreken of tekortkomingen.
Opslagruimte: Ruimte in een pand die wordt gebruikt voor het bewaren van goederen, materialen of inventaris.
Opstalverzekering: Verzekering die schade aan een gebouw of constructie dekt, zoals door brand, storm of waterschade.
Optie: Het recht, maar niet de verplichting, om een pand of object te kopen of huren tegen vooraf bepaalde voorwaarden binnen een bepaalde termijn.
Overbruggingskrediet: Een tijdelijke lening die gebruikt wordt om financiële tekorten te overbruggen, bijvoorbeeld bij aankoop van een nieuw pand voordat het oude is verkocht.
Overdrachtsakte: Het officiële document dat bij de notaris wordt opgemaakt om de eigendom van een pand over te dragen van verkoper naar koper.
Overdrachtsbelasting: Belasting die bij de aankoop van een onroerende zaak door de koper moet worden betaald aan de overheid.
Overheaddeur: Een grote deur die omhoog schuift of rolt, vaak gebruikt bij magazijnen, garages of bedrijfsruimtes.
Oversluiten: Het afsluiten van een nieuwe lening of hypotheek om een bestaande lening af te lossen, vaak met betere voorwaarden.
Overwaarde: Het verschil tussen de actuele marktwaarde van een pand en de nog openstaande hypotheek of lening.
OZB: Afkorting van Onroerendezaakbelasting, de gemeentelijke belasting voor eigenaren en gebruikers van vastgoed.
Pachten: Het huren van landbouwgrond of gebouwen voor agrarisch gebruik, vaak met speciale regels en contractvormen.
Pandbeheer: Het beheren van een gebouw namens de eigenaar, inclusief onderhoud, verhuur en financiële administratie.
Pantry: Kleine keuken of kitchenette in een kantoor of bedrijfsruimte.
Perceeloppervlakte: De totale grondoppervlakte van een kadastraal perceel.
Praktijkruimte: Bedrijfsruimte bedoeld voor beroepen zoals artsen, fysiotherapeuten of advocaten.
Prijs per m² per jaar: De huurprijs of koopwaarde van vastgoed uitgedrukt per vierkante meter per jaar.
Privé huis ondernemer hypotheek: Hypotheek voor ondernemers, waarbij inkomen vaak anders wordt beoordeeld dan bij loondienst.
Projectinrichting: Complete inrichting van kantoren of bedrijfsruimtes, vaak turnkey verzorgd.
Provada: Jaarlijkse Nederlandse vastgoedbeurs voor professionals.
Raamposter: Poster of bord in een raam, vaak gebruikt voor vastgoedpromotie of “Te Koop/Te Huur”-aanduidingen.
Real Estate: Engelse term voor vastgoed of onroerend goed.
Recht tot eerste koop: Contractueel recht om als eerste een pand te kopen zodra de eigenaar wil verkopen.
Rechtsbijstandverzekering: Verzekering die juridische hulp dekt bij conflicten, ook rond vastgoed.
Register Taxateur BV: Een gecertificeerd taxateur van bedrijfsvastgoed, ingeschreven in een register.
Rentabiliteit: De verhouding tussen winst en geïnvesteerd vermogen (rendement).
Renteherziening: Moment waarop de hypotheekrente opnieuw wordt vastgesteld.
Rentetarieven: De percentages die banken of financiers rekenen voor het lenen van geld.
Rentmeester: Beheerder van landerijen en landgoederen, verantwoordelijk voor exploitatie en onderhoud.
Restschuld: Het bedrag dat overblijft als de verkoopopbrengst van een woning lager is dan de hypotheekschuld.
Retail: Detailhandel; verkoop van goederen of diensten direct aan consumenten.
Roerende Zaken: Zaken die niet vast verbonden zijn aan een pand (zoals meubels), in tegenstelling tot onroerend goed.
Royeren: Het doorhalen of beëindigen van een inschrijving of hypotheek bij het kadaster.
SKG Normering: Kwaliteits- en veiligheidskeurmerk voor hang- en sluitwerk.
Sleutelverklaring: Verklaring waarin een huurder of koper bevestigt dat hij de sleutels van een pand heeft ontvangen.
Solvabiliteit: De verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen; geeft aan of iemand zijn schulden kan dragen.
Spaarhypotheek: Hypotheekvorm waarbij rente en premiebetaling gekoppeld zijn aan een spaarverzekering.
Storage: Opslagruimte voor goederen, vaak als aparte unit of bedrijfsruimte verhuurd.
Taxateur: Deskundige die de waarde van vastgoed bepaalt.
Taxatiekosten: Kosten voor het laten uitvoeren van een taxatie.
Taxatierapport: Officieel rapport waarin de waarde van een pand wordt vastgesteld door een taxateur.
Telefoonaansluiting: Aansluiting voor telefonie/internet in een pand.
Transportakte: Notariële akte waarmee de eigendom van een pand officieel wordt overgedragen.
Transportkosten: Kosten die samenhangen met de overdracht bij de notaris (o.a. akte en inschrijving kadaster).
Turn-key: Opleveringsvorm waarbij een pand direct gebruiksklaar is.
Turn Key Opgeleverd: Pand dat volledig ingericht en direct in gebruik genomen kan worden.
Utiliteitsbouw: Bouw van niet-woningen, zoals kantoren, scholen of ziekenhuizen.
Variabele rente: Hypotheekrente die meebeweegt met de marktrente.
Vastgoed Holding: Vennootschap die meerdere vastgoedobjecten of -bedrijven bezit.
Vastgoed Splitsen: Het juridisch opdelen van een gebouw in meerdere appartementsrechten.
Vastgoedborrel: Netwerkbijeenkomst voor vastgoedprofessionals.
Vastgoedcommunicatie: Marketing en communicatie rond vastgoed, zoals advertenties en promotie.
Vastgoedmarkt: De markt waarop vraag en aanbod van vastgoed samenkomen.
Vastgoedontwikkeling: Het proces van plannen, bouwen en exploiteren van nieuwe vastgoedprojecten.
Vastgoedpartij: Een organisatie of persoon die actief is in de vastgoedsector (ontwikkelaar, belegger, etc.).
VBO: Branchevereniging van makelaars en taxateurs (VBO Makelaar).
Veiligheidsmonitor: Onderzoek of instrument waarmee veiligheid in buurten en panden wordt gemeten.
Vergunningen: Officiële toestemmingen van de overheid voor gebruik, verbouwing of bouw van vastgoed.
Verhuurder: Persoon of partij die vastgoed verhuurt.
Verontreinigde grond: Bodem die vervuild is en daardoor mogelijk beperkingen kent voor gebruik of bouw.
Verpanding: Het als onderpand geven van een goed (bijvoorbeeld vastgoed of vordering) voor een lening.
Verzamelgebouw: Gebouw waarin meerdere bedrijven of organisaties kantoorruimte huren.
Vestigingsklimaat: De mate waarin een gebied aantrekkelijk is voor bedrijven om zich te vestigen.
Vide: Open ruimte of verdieping die in verbinding staat met de onderliggende verdieping.
Virtuele bezichtiging: Online rondleiding door een pand, vaak met 3D-technologie.
Vloerbelasting: Maximale belasting (gewicht) die een vloer kan dragen per m².
Vloeroppervlakte: De totale bruikbare oppervlakte van een vloer in een pand.
Vluchtroutes: Wegen of paden in een gebouw die gebruikt kunnen worden bij een noodsituatie.
Voorlopige dekking: Tijdelijke verzekeringsdekking in afwachting van de definitieve polis.
Vrije hoogte: De afstand tussen vloer en plafond die daadwerkelijk bruikbaar is.
Vrije verkoopwaarde: Waarde van een pand bij vrije verkoop op de markt, zonder beperkingen.
Vrij op Naam (VON): Koopsom inclusief bijkomende kosten voor overdracht (notaris, overdrachtsbelasting).
Vrijstaand: Woning die los staat van andere gebouwen, zonder gedeelde muren.
Waarborgsom: Geldbedrag dat een huurder vooraf betaalt als zekerheid voor de verhuurder, meestal terugbetaald na afloop van de huur.
Werkplek: Een plaats binnen een kantoor of pand waar iemand zijn werkzaamheden uitvoert.
Winkeliersvereniging: Samenwerkingsverband van ondernemers in een winkelgebied om belangen te behartigen en activiteiten te organiseren.
Winkelinrichting: Het interieur en de indeling van een winkel, inclusief meubels, displays en kassa’s.
Winkelpui: De voorgevel van een winkel, vaak met etalage en entree.
Woon-winkelpand: Vastgoed waarin wonen en detailhandel gecombineerd zijn (bijv. woning boven een winkel).
Woonwerkpand: Pand waarin wonen en werken (bijv. atelier, kantoor of praktijkruimte) gecombineerd zijn.
WOZ-beschikking: Officieel besluit van de gemeente waarin de waarde van een pand volgens de Wet WOZ wordt vastgesteld.
WOZ-waarde: Waarde van een pand die de gemeente vaststelt voor belastingdoeleinden.
Zakelijk vastgoed: Vastgoed dat voor commerciële of bedrijfsmatige doeleinden wordt gebruikt.
Zakelijke hypotheek: Hypotheeklening voor de aankoop van bedrijfsvastgoed.
Zekerheidsstelling: Een vorm van garantie (zoals borg, pandrecht of hypotheek) die zekerheid biedt aan de geldverstrekker.
Zoekopdracht: Opdracht aan een makelaar om actief vastgoed te zoeken dat aansluit bij de wensen van een koper of huurder.